Overlijden in een verzorgingsinstelling of hospice
Wat komt er allemaal op u af als een naaste in een verpleeghuis, woonzorgcentrum of hospice overlijdt? U leest het hier.
Na het overlijden vindt de schouw plaats en wordt vastgesteld of de overledene weefsels wilde doneren en of dat mogelijk is. Pas nadat de overledene geschouwd is, mag hij verzorgd en vervoerd worden. Verpleeghuizen, woonzorgcentra en hospices hebben meestal geen mortuarium. De familie besluit waar de overledene naar toe wordt gebracht. Als naasten kunt u ook besluiten om de overledene op zijn kamer te laten tot en met de dag van de uitvaart.
Schouwen van de overledene
Als iemand in een verzorgingsinstelling of hospice is overleden, wordt de schouw doorgaans gedaan door de arts van die instelling of de huisarts. Die vult ook de verklaring van overlijden en de doodsoorzaakverklaring in. De overledene mag niet verplaatst of verzorgd worden zolang de lijkschouw niet heeft plaats gevonden.
Wanneer het overlijden verwacht werd en in de avond of nacht plaats vindt, is het in veel instellingen gebruikelijk dat tot de volgende ochtend gewacht wordt met het schouwen van de overledene. Wilt u dat niet, geeft u dat dan aan! De arts moet dan eerder komen (dat is vastgelegd in de Handreiking (niet-)natuurlijke dood).
Donatie of obductie
Weefseldonatie
Orgaandonatie is alleen mogelijk wanneer iemand in het ziekenhuis overlijdt; voor weefseldonatie is overlijden in een verzorgingsinstelling of hospice geen beletsel. Hoe de procedure voor weefseltransplantatie loopt, leest u op de website van de Nederlandse Transplantatie Stichting.
Hersendonatie
Ook kan het zijn dat de overledene zijn hersenen wilde doneren aan de Nederlandse Hersenbank. In dat geval moet zo snel mogelijk na het overlijden contact met de Hersenbank worden opgenomen. Het is belangrijk dat er niet te veel tijd vergaat tussen het overlijden en het uitnemen van de hersenen; met het schouwen van de overledene mag dus ook niet lang gewacht worden. Als de Hersenbank de hersenen van de overledene accepteert, zorgt zij dat de overledene zo snel mogelijk naar het VUmc in Amsterdam wordt vervoert, waar de hersenen worden uitgenomen. Na de obductie blijft de overledene minstens 8 uur in het VUmc. Daarna kan de overledene worden verzorgd en opgebaard. Dat de hersenen zijn uitgenomen is alleen zichtbaar aan een litteken laag over het achterhoofd, van oor tot oor.
Obductie
Soms kan het voor de familie of betrokken artsen prettig zijn om te weten waaraan iemand precies is overleden. Om dat te achterhalen is obductie nodig. Als iemand plotseling overlijdt of overlijdt na kort en niet-begrepen ziek zijn, kan de arts een indicatie voor obductie stellen. Doorgaans voert een klinisch patholoog zo’n onderzoek uit.
Obductie vindt altijd in een ziekenhuis plaats en een klinisch patholoog voert het onderzoek uit. Het ziekenhuis betaalt doorgaans de rekening voor het onderzoek, maar dat geldt niet altijd voor het transport naar en van het ziekenhuis. Laat u daarom hierover goed voorlichten door de arts.
Van de obductie is bij de opbaring van de overledene meestal niets te zien. Alleen als de overledene geen of weinig haar had en er heeft een schedelobductie plaatsgevonden, is dat zichtbaar. Als u hier moeite mee heeft, of als u anderszins bezwaren heeft tegen een voorgenomen obductie, bespreekt u dat dan met de arts. Hij kan helpen een goede afweging te maken.
Wet langdurige zorg en overlijden
Wanneer iemand in een verzorgings- of verpleegtehuis overlijdt, krijgt de instelling nog 13 dagen (de zgn. mutatiedagen) de kosten van de kamer vergoed. Dat is vastgelegd in de Wet langdurige zorg (Wlz).
Gedurende de eerste 7 dagen hebben de nabestaanden de tijd om de kamer leeg te maken, maar ze kunnen er ook voor kiezen om de overledene in die periode enkele dagen in de kamer op te baren. De verzorgings- of verpleeginstelling mag voor het gebruik van de kamer gedurende deze 7 dagen na het overlijden geen vergoeding aan de nabestaanden vragen.
Na deze 7 dagen heeft de verpleeg- of verzorgingsinstelling 6 dagen de tijd om de kamer gereed te maken voor een volgende bewoner. Is de kamer dan niet ontruimt dan is in het reglement van de instelling vastgelegd hoe dan gehandeld wordt.
Noodzakelijke zorg
De verzorgende in het verpleeghuis, woonzorgcentrum of hospice verricht de noodzakelijk zorg. Dit zijn handelingen als het verwijderen van een infuus, katheter en stoma. De hieraan verbonden kosten komen voor rekening van de zorginstelling.
De Wet langdurige zorg regelt daarnaast dat de kosten voor het schouwen, gereedmaken voor transport en het tijdelijk koelen na het overlijden van een cliënt voor rekening van de zorgorganisatie komen.
Wenselijke zorg
U kunt aan de verzorgende vragen om de overledene te (laten) wassen en kleden en om eventueel make-up aan te brengen, of om u daarbij te helpen. Dit is de zogenaamde wenselijke zorg. De daarmee gepaard gaande kosten komen voor rekening van de nabestaanden. Dat geldt ook voor de kosten van het opbaren.
Deze handelingen kunnen – maar hoeven niet – in de zorginstelling gedaan worden; nabestaanden zijn vrij in hun keuze door wie zij de laatste zorg laten verrichten en waar en hoe de overledene wordt opgebaard.
Soms assisteren zorgmedewerkers bij het afleggen of wordt een koelinstallatie van de zorginstelling gebruikt. De kosten daarvan worden dan bij de nabestaanden in rekening gebracht. Zorgorganisaties spreken met hun cliëntenraad af welke diensten zij na een overlijden leveren en tegen welke prijs zij dat doen.
Vind een gecertificeerd uitvaartbedrijf
Vertrouw op de kennis en ervaring van een BGNU-uitvaartbedrijf.