De dood vaststellen
Bij elk overlijden moet worden vastgesteld waaraan iemand is overleden: de zogenaamde lijkschouw. De dood vaststellen gebeurt door de huisarts, behandeld arts (in een ziekenhuis) of door de gemeentelijke lijkschouwer.
De wet schrijft voor dat het lichaam van de overledene door een arts moet worden onderzocht. De arts gaat dan na of het overlijden het gevolg is van ouderdom of ziekte – dat wordt een natuurlijke dood genoemd – of van een ongeval of geweld: een niet-natuurlijke dood.
De overledene mag niet verplaatst of verzorgd worden zolang de lijkschouw niet heeft plaats gevonden. Dat is ook de reden waarom een uitvaartverzorger, als u een overlijden meldt, altijd vraagt of er al een arts is geweest.
Natuurlijke dood
Heeft de arts of gemeentelijke lijkschouwer vastgesteld dat er sprake is van dood door ouderdom of ziekte, een natuurlijke dood, dan stelt die een verklaring van overlijden (de A-verklaring) op en vult een doodsoorzaakverklaring (de B-verklaring) in.
- In de verklaring van overlijden (A-verklaring) wordt aangegeven wie de overledene is en op welke datum hij of zij overleden is. Deze verklaring is nodig om aangifte van overlijden te doen. De burgerlijke stand van de gemeente stelt dan een akte van overlijden op en geeft een verlof tot begraven of cremeren af.
- De doodsoorzaakverklaring (B-verklaring) is anoniem. Er wordt in opgeschreven waaraan de persoon is overleden en wanneer, maar niet wie de overledene is. Deze gegevens worden verwerkt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Niet-natuurlijke dood
Als een huisarts of behandeld arts eraan twijfelt of iemand een natuurlijke dood is gestorven, schakelt hij de gemeentelijke lijkschouwer in. Van een niet-natuurlijke dood is sprake als iemand door een ongeluk, euthanasie, een misdrijf of zelfdoding is gestorven.
Dit kan een extra belastende ervaring voor nabestaanden zijn. Niet alleen is een dierbare plotseling overleden, zij worden daarbij ook met extra wettelijke procedures geconfronteerd. Het betekent niet dat de arts nabestaanden verdenkt van betrokkenheid bij het overlijden. Als nabestaande hoeft u zich zeker geen zorgen te maken wanneer de huisarts of behandelend arts aangeeft de gemeentelijke lijkschouwer in te schakelen.
- De gemeentelijke lijkschouwer kan alsnog tot de conclusie komen dat er sprake is van een natuurlijke dood. Hij vult dan de verklaring van overlijden en een doodsoorzaakverklaring in.
- Komt hij tot de conclusie dat er sprake is van een niet-natuurlijke dood dan vult hij wel de doodsoorzaakverklaring in. Hij vult niet de verklaring van overlijden in. In plaats daarvan vult hij twee zgn. Artikel 10-formulieren in. Het ene stuurt hij naar de officier van Justitie, het andere naar de burgerlijke stand. Op grond van dit laatste formulier wacht de burgerlijke stand met het afgeven van een verlof tot begraven of cremeren. Dat geeft men pas af als men bericht heeft ontvangen dat de officier van Justitie het lichaam van de overledene heeft “vrijgegeven”.
Minderjarige overledenen
Wanneer een minderjarige is overleden, is een arts verplicht te overleggen met de gemeentelijke lijkschouwer. In dat overleg kan besloten worden:
- om tot het invullen van de verklaring van overlijden over te gaan: er is zeker sprake van een natuurlijke dood.
- om tot nader onderzoek door de gemeentelijke lijkschouwer over te gaan. De gemeentelijke lijkschouwer kan in dat onderzoek tot de conclusie komen dat er sprake is van een onverwacht en onverklaard overlijden. In dat geval kan een uitgebreid onderzoek door een speciaal team gedaan worden.
Eerst schouwen, dan verzorgen
Het is belangrijk om goed te kunnen vaststellen wat de doodsoorzaak is. Daarom mag de overledene niet wordt verplaatst of verzorgd voordat de lijkschouw heeft plaatsgevonden. De arts moet altijd onafhankelijk onderzoek kunnen doen! Als u een overlijden meldt, vraagt de uitvaartverzorger daarom altijd of er al een arts is geweest.
De regel dat de overledene niet mag worden verplaatst of verzorgd zolang de lijkschouw niet heeft plaats gevonden, klinkt soms een beetje overdreven. Toch is het altijd belangrijk. Om een voorbeeld te geven: als iemand al een tijd ziek is en in een verpleeginstelling overlijdt, ligt het voor de hand dat het overlijden een gevolg is van de ziekte. Maar het zou natuurlijk ook kunnen dat er fouten zijn gemaakt in de zorg die iemand heeft gekregen. Een arts moet de gelegenheid hebben om dat vast te kunnen stellen.
Besmettelijke ziekte of radiotherapie?
Heeft u er weet van dat de overledene een besmettelijke ziekte had? Of in het jaar voor het overlijden radiotherapie (een vooral bij kanker toegepaste behandeling met radioactieve stoffen) had ondergaan? Zegt u dat dan tegen de arts als u bij de schouw aanwezig bent – en later tegen de uitvaartverzorger. Het kan belangrijk zijn daar bij de schouw, het verzorgen van het lichaam en het regelen van de uitvaart rekening mee te houden.
Vind een gecertificeerd uitvaartbedrijf
Vertrouw op de kennis en ervaring van een BGNU-uitvaartbedrijf.