Schouwen van de overledene

Als iemand is overleden, onderzoekt een arts het lichaam; de zgn. lijkschouw. De arts stelt daarbij vast of iemand een natuurlijke dood is gestorven, of dat er sprake kan zijn van een ongeluk of misdrijf.

De wet schrijft voor dat elk overlijden moet worden vastgesteld. Dat gebeurt door de huisarts, behandeld arts (in een ziekenhuis) of door de gemeentelijke lijkschouwer. Het onderzoek dat de arts doet, wordt de lijkschouw genoemd. Het schouwen van de overledene is belangrijk. De arts stelt vast dat iemand is overleden en waaraan.

Eerst schouwen, dan verzorgen

Om goed te kunnen vaststellen wat de doodsoorzaak is, is het belangrijk dat de overledene niet wordt verplaatst of verzorgd voordat de lijkschouw heeft plaatsgevonden. De arts moet altijd onafhankelijk onderzoek kunnen doen! Als u een overlijden meldt, vraagt de uitvaartverzorger daarom altijd of er al een arts is geweest.

De regel dat de overledene niet mag worden verplaatst of verzorgd zolang de lijkschouw niet heeft plaats gevonden, klinkt soms een beetje overdreven. Toch is het altijd belangrijk. Om een voorbeeld te geven: als iemand al een tijd ziek is en in een verpleeginstelling overlijdt, ligt het voor de hand dat het overlijden een gevolg is van de ziekte. Maar het zou natuurlijk ook kunnen dat er fouten zijn gemaakt in de zorg die iemand heeft gekregen. Een arts moet de gelegenheid hebben om dat vast te kunnen stellen.

Besmettelijke ziekte of radiotherapie?

Wanneer u bij het schouwen van een naaste aanwezig bent, en u weet dat hij of zij een besmettelijke ziekte onder de leden had, of in het jaar voor het overlijden radiotherapie (een vooral bij kanker toegepaste behandeling met radio-actieve stoffen) had ondergaan, zegt u dat dan tegen de arts - en later tegen de uitvaartverzorger. Het kan belangrijk zijn daar bij de schouw, het verzorgen van het lichaam en het regelen van de uitvaart rekening mee te houden. Hier leest u daar meer over.